1943 Commissie voor den Cursus

 

De eerste landelijke, branche-gedragen bankiersopleiding zag het licht in 1943: 5 Jaar vóór de oprichting van de Nederlandse Bankiersvereniging, 25 jaar zelfs vóór de oprichting van het Nibe. Eerder bestonden in Amsterdam en Rotterdam al wel bankcursussen, georganiseerd door de respectievelijke lokale bankiersverenigingen, maar deze waren mondeling – contactonderwijs – , niet eensluidend en geografisch niet gemakkelijk toegankelijk.

Woltersom
Woltersom

In welke mate de Duitse bezetter heeft bijgedragen aan het initiatief tot de landelijke, eenduidige, schriftelijke opleiding is niet helemaal duidelijk. Het paste wel prima in de toen overheersende idee van het corporatisme, de planmatige organisatie en de gelijkschakeling van de Nederlandse in de Duitse economie.

Het was dan ook de in 1941 ingestelde Hoofdgroep Banken die initiatief ontvouwde. Zij liet zich bijstaan door De Commissie voor den Cursus. De Administratie en organisatie werd ondergebracht bij de in 1940 ingestelde Nederlandsche Stichting voor Statistiek.

Het prospectus cursusjaar 1943-’44 van voluit DEN SCHRIFTELIJKEN CURSUS VOOR OPLEIDING VAN BEAMBTEN IN HET BANK- EN EFFECTENBEDRIJF wordt ondertekend door vertegenwoordigers van een tweetal instituties:

Voor De Hoofdgroep Banken
Voorzitter Woltersom (Raad voor het Bedrijfsleven/Robaver)
Secretaris W. Cnoop Koopmans

Personalium Verrijn Stuart 6.12.46 Amsterdamsche Bank
Verrijn Stuart in zijn A.B. in 1946

Voor De Commissie voor den Cursus
Voorzitter G.M. Verrijn Stuart (Amsterdamsche Bank)
Secretaris W.M. Scheurleer (Provinciale Bond)

Personalium J.M.G.van Lanschot
J.M.G. van Lanschot

Leden van de Commissie:
H.C. Hintzen (Mees & Zoonen),
F.A.J.C.M. Laane (Robaver),
J.M.G. van Lanschot (Firma F. van Lanschot)
J.J. Thöne (Quépin), Haarlem

Reden en doel worden als volgt omschreven:

De Hoofdgroep Banken heeft besloten naast de te Amsterdam en te Rotterdam bestaande mondeling cursussen voor opleiding van beambten in het Bank- en Effectenbedrijf thans ook een schriftelijken cursus voor deze vakopleiding in het leven te roepen. Daar velen in verband met het beperkte aantal plaatsen der mondelinge cursussen moesten worden teleurgesteld, of door hun woonplaats niet in de gelegenheid waren deze mondelinge cursussen te volgen…

Ook deze cursus heeft ten doel het verschaffen van een algemeen vormende opleiding in theoretische en practische vakken, welker bestudeering voor het verkrijgen van grondige kennis van het bankbedrijf van beteekenis is.

 De 1e vergadering van de Commissie voor den schriftelijken cursus voor beambten van bank- en effectenkantoren vond plaats op 17 augustus 1943 ten kantore van de Vereeniging voor den Effectenhandel. Behalve de heer Hintzen (Mees & Zoonen) zijn alle leden van de Commissie aanwezig, en voorts van de zijde van de uitvoeringsorganisatie – de Nederlandsche Stichting voor Statistiek – de heren Ir J. van Ettinger en mr. J. van Zwet.                                                                                                 

In dat oorlogsjaar vergadert de Commissie nog eenmaal, op 21 oktober, en het voorwerp van bespreking betrof de inhoud van de lessen, het docentencorps en de kwalificatie eisen: in dit geval de kwaliteit van de tentamens en/of ook de huiswerkopgaven. In 1944 is 1 keer vergaderd: de vergaderfrequentie nam af, maar het leven ging gewoon door. Uiteraard is niet in de notulen opgenomen wat er en marge onderling besproken werd, maar wat inhoud, stijl en strekking van de notulen betreft valt er bij deze voorloper van Nibe niets vermeldenswaards

Het cursusgeld bedroeg f 100,- per jaar, terwijl voor de af te leggen tentamens in totaal
f 30,- en voor het examen na afloop van den geheelen cursus f 15,- moest worden betaald. De Nederlandsche Stichting voor de Statistiek zou ook gaan zorgen voor de aanmaak en verspreiding van standaard huiswerkformulieren en retour-envelopen. Wie zulks wenste moest f 10,- extra betalen. Aan de financiële paragraaf wordt toegevoegd dat Bij den te Amsterdam gegeven cursus 4/5 gedeelte van het cursusgeld door de werkgever wordt betaald.

 Dat de cursus als een uiterst serieuze uitdaging werd gepromoot blijkt ook uit de volgende bepalingen:
. de minimum deelnemersleeftijd bedroeg 21 jaar; minimum bankervaring 3 jaar;
. inschrijving door medeondertekening door de werkgever;
. huiswerkcontrole en tussententamens;
. de toevoeging dat Slechts zij, die over een helder verstand beschikken en van ijver voor studie op dit gebied bezield zijn, kunnen verwachten met goed gevolg aan de aan deze cursus verbonden tentamens en examens deel te nemen.

 En dan de inhoud. Het prospectus benoemt in elk van de 2 jaar 80 lessen.
In het 1e jaar betreft dat 38 theoretische vakken als economie, recht, bedrijfseconomie en statistiek, en 42 praktische banklessen.
Het 2e jaar was iets meer typisch bancair ingericht: 55 van de 80 bancair, tegen 25 algemene kennis van economie, sociale en fiscale regelgeving etc.
Het prospectus somt het navolgende rijtje namen van auteurs op, met de naam van hun werkgever. (De namen van de vakken/syllabi – getypte foliovellen – worden eveneens vermeld; zie daarvoor bij hoofdstuk Varia/Nomina onder de paragraaf Docenten en Vakken Tweejarige)

 

Prof. dr. G.M.Verrijn Stuart; Amsterdamsche Bank
J.E.Verwayen; Twentsche Bank
Prof. Dr. H.M.H.A. Van der Valk; RuU
Drs. C. Bakker; NHM
Mr.J.J.Polderman; NHM
J.A. van Rijn van Alkemade; Amsterdamsche Bank
Lettinck; Amsterdamsche Bank
Th.E.L.Rebholz; Incasso-Bank
P. van Eijk; Amsterdamsche Bank
M.C.Wintersteijn; Twentsche Bank
Drs. D.C. Renooy; NHM
Mr. A.J.R. Mauritz; Centraal Beheer
J.J. Titulaer; Amsterdamsche Bank
D. Winkel; Incasso-Bank
G.M.H. Fennis; Robaver
J.J. van Weering; Amsterdamsche Bank
R.H. Heine ; NHM
M.C. Wintersteijn; Twentsche Bank

Kanttekeningen

. Door de Hoofdgroep Banken het voortouw te laten nemen slaagden de ‘organisatoren van het economisch leven in Nederland’ erin de gehele financiële sector te bereiken, dus naast de Bedrijfsgroep Handelsbanken ook die van Hypotheekbanken, Spaarbanken, Landbouwkredietinstellingen en Effectenhandel. De gehele verzameling van instituten die we later ook bij het Nibe terugvinden.
. De familienaam van menig initiatiefnemer en docent komt tot ver in de 20e eeuw voor bij finnanciële instellingen;
. Het engagement blijkt ook uit de regel dat medeondertekening van de werkgever vereist is
. Blijkens de zakelijke herkomst van initiatiefnemers en docenten wordt het idee breed gedragen; idem Nibe tot het eind van de eeuw.
. De cursus mag denkelijk prijzig worden genoemd;
. De cursus mag denkelijk als prijzig worden gekwalificeerd.. Het engagement van de bedrijfstak blijkt voorts uit de regel dat van de werkgever medeondertekening van de inschrijving werd verlangd, alsmede uit de ‘aanbeveling’ het cursusgeld te subsidiëren. Beide elementen zijn bij het latere Nibe ingebracht.
. Opmerkelijk is het hoge niveau van de docenten en de combinatie van wetenschappelijke allure en praktische ervaring. Deze wijze van vergaren van kennis en ervaring heeft het Nibe doorgetrokken.
. Wie de inschrijvingsvereisten, het curriculum en het auteurscollectief beoordeelt kan niet anders concluderen dan dat de cursus qua niveau ten minste het HBO ambieerde.

Voorts: Deze eerste schriftelijke Tweejarige trok liefst 827 cursisten. Niet verbazingwekkend dat velen moesten afhaken. Later meldt de Nederlandsche Stichting voor Statistiek bij monde van de mr. J. van Zwet dat  6 deelnemers hadden opgezegd, maar dat het aantal cursisten dat nog huiswerkopgaven inleverde tot onder de 500 was gedaald; een zeer meevallende ontwikkeling in vergelijking met de terugval bij de cursus statistiek’. Aan het eerste examen, mei 1944, deden 473 cursisten mee.

Jan Schipper

10 oktober 2016