1973 Van streepjes grijs naar blazer blauw

 

De beroepsvereniging van Jongman en Kymmell

De in 1943 ingerichte Tweejarige Bankcursus was in de geest van Verrijn Stuart breed van inhoud: allerlei vakken op algemeen economische en juridische terrein, naast een aantal meer toegespitste bankvakken. De cursus was bedoeld voor de kroonprinsen, die konden uitgroeien tot het maatschappelijk relevante beroep van bankier.

Ook bij de start van het tijdschrift Bank- en Effectenbedrijf  in 1952 formuleerde deze animator zijn ideaal van gedegen kennis en breed maatschappelijk inzicht. Deze visie op de bankier vond zijn voleinding met de oprichting van het NIBE in 1968. De idee bestond van een wetenschappelijk instituut met een bibliotheek, boekuitgiften, wetenschappelijk personeel e.d., waaruit het graan zou groeien voor het intellectuele volkorenbrood voor de medewerkers van de bankier.

Maar eind jaren zestig was het landschap geheel gewijzigd: de retail banking had een massa aan klanten de banken binnengebracht die niet zozeer door een bankier, maar door een bankbediende wilden, mochten, en konden worden bediend. De oude ongedeelde Tweejarige voldeed niet meer: de aantallen examinandi werden te groot, de inhoud schoot te ver en de studie duurde te lang. En de jaren ’60 hadden buiten het bankwezen ook een andere tijdgeest gebracht. Rond 1970 ontstond de idee om de Tweejarige te differentiëren naar niveau en te moduleren naar inhoud.

Intussen was het NIBE als een academisch instituut ingericht met een krijtpak-bestuur, een hooggeleerde directeur en een uitvoerende adjunct-directeur voor het organisatie van de cursus. Zo kon het gebeuren dat op de vloer twee soorten bakkers aan het werk gingen, een handvol bezig met het fabriceren van rijstevlaai en enkelingen voor het bakken van roggebrood. Tot in de financiële crisis van het eerste decennium van de 21e eeuw is die tweeslachtigheid van NIBE blijven bestaan. De eerste 6 jaar waren de academici de bovenliggende partij. Midden jaren 70 verschoof de balans naar het cursusbedrijf.

In 1974 vonden 2 personele wijzigingen plaats. Dr. H.C. van Straaten van de NCB werd voorzitter, en de socioloog drs J.P van Driel volgde Posthumus op. Van Driel kreeg ook de titelbenaming van adjunct-directeur, want Jongman bleef instituutsdirecteur en bestuurssecretaris.

Maar de gezondheid van de Jongman verslechterde en dr. J. Kymmell bleek in de loop van 1975 bereid de taken van Jongman waar te nemen. In de loop van 1976 werd duidelijk dat Jongman geen van beide taken zou kunnen hervatten en werd Kymmell zowel secretaris van het bestuur als – parttime – directeur van het bureau. Deze betiteling bleef zo tot 1980. Pas in dat jaar werd Jack van Driel benoemd tot directeur. Niet dat Jaap Kymmell zich terugtrok overigens; hij bleef als gedelegeerd bestuurslid gewoon zo’n twee dagen van de week hetzelfde doen.

Elders is de advertentie afgedrukt waarop Van Driel werd binnengeloodst. Hij stond in Bank en Effectenbedrijf van mei 1973. Duidelijk is dat Jongman een stevige  manager zocht, bankvakkennis was niet nodig. Vreemd, Posthumus maakte jaar in jaar uit deel uit van de redactie van het Maandblad en leverde op gezette tijden zelf ook bijdragen. Ook Van Driel heeft wel in het Maandblad geschreven, maar uitsluitend op het vlak van HRM en educatie. Hij heeft ook nooit als redactieraadslid gefungeerd.

Met heel veel tegenweer is Van Driel er uiteindelijk in geslaagd de rolverdeling verenigingsactiviteiten / cursusbedrijf  om te keren. De enkele keer dat Van Driel in werktijd Kymmell opzocht in diens groene kamertje voor op Herengracht 134, kwam hij steevast met een chagrijnig gezicht weer naar buiten. Dat was ook het enige waaruit de werkvloer kon opmaken dat het tussen hem en Kymmell bepaald niet boterde. Noblesse oblige. Maar soms spraken ze op zaterdagochtend af, en dan kon het vreselijk knetteren, aldus Carel-Jan van Driel, die een aantal keren met zijn vader meereed om in de bibliotheek literatuuronderzoek voor zijn studie te doen.

 

Het vakopleidingsbedrijf van Van Driel en Geerling

NIBE bleek een instituut met 2 zielen, een academische voor de bankiers en vakopleidingen voor de bediendes. Bestuur en directie waren begin jaren 70 sterk getrechterd naar de eerste, de tweede was verstoft en versloft. Van Driel moest zich invechten in een wereld waarvan hij het bestaan niet vermoedde en waar een taal werd gesproken die hij niet verstond.

Intussen was de Tweejarige gedifferentieerd naar niveau en gemoduleerd naar inhoud: de Basisopleiding en een viertal keuzerichtingen daar bovenop. De cursisten stroomden toe, het systeem van essay-examens was niet meer haalbaar en voor het nieuwe curriculum werd gekozen voor examinering met multiple choisevragen.

Ze zullen hem wel een nieuwlichter hebben gevonden  – Jack was optimistisch van aard en toekomstgericht – maar hij kreeg het najaar 1975 toch voor elkaar om de multiple choise-examenformulieren te laten nakijken met behulp van een optisch lezer van IBM. En dat ging fout. Januari 1976 kregen honderden examenkandidaten geen juiste uitslag. Het voltallige personeel werd wekenlang belast met het handmatig corrigeren.

Kymmell en Van Driel konden moeilijk door één deur. Maar het echec met de optische lezer van IBM zal niet alleen voor Van Driel een trauma geweest, ook voor Kymmell. En trouwens ook voor de aanprijzer van IBM: in 1977 heeft Van Driel een symposium georganiseerd (met als ‘artiesten’ Guépin, Kokelenberg, Schipper en Van der Zwaag) voor personeel van IBM teneinde een (goedmakings) factuur te kunnen sturen van HFL 50.000,-

Intussen had Van Driel herfst 1976 Roel de Swart aangetrokken voor het op poten zetten van een systeem van cursistenbegeleiding, de herintroductie van de discussiegroepen uit de tijd van de Stichting. Van Driel kreeg dat jaar echt de vaart er in en de boel op een rijtje: voor scholenvoorlichting werd Frits Bugter aangetrokken en voor cususontwikkeling o.a. Ed Kokelenberg, Hilbert van der Zwaag en Jan Schipper. De eerste contouren van een geheel vernieuwd kredietentraject werden duidelijk en een goed deel van de cursus Binnenland kwam geheel vernieuwd van de pers: de hoofdstukken Betalingsverkeer en Liquiditeitenbeheer waren ook voor bankiers eye-openers.

En voor de het massale examengebeuren had Jack samen met Joop van den Heuvel extern een sluitende organisatievorm ingericht gekregen.Tijdens de examenweken  – 3x p.a. – oogde Van Driel overigens nog wel altijd zichtbaar nerveus. Dat i.i.t. zijn opvolger Joop van Kessel.

Eind zeventiger jaren was Van Driel qua cursusontwikkeling en examens volledig in control. Eindelijk kreeg Jack ook de erkenning die hij als bouwer van het nieuwe NIBE verdiende, hij werd directeur in 1981. En toen kwam vanuit de achterban de roep om verdere didactisering. Het is niet duidelijk wie de stuwende kracht was, directeur Van Driel zelf of Ru Mees van de NMB, die jarenlang voorzitter was geweest van het Bestuurscollege Opleidingen, resp. Adviescollege Opleidingen en die in 1983 voorzitter van de Vereniging NIBE was geworden.

Afscheid van Van Driel
15 Januari 1980. Van Driel neemt afscheid. Collegezaal Hgr 136. Flankerend mevr. Van Driel en opvolger Van Kessel. Een zaal vol medewerkers.

Hoe dan ook, ing Martin Geerling van de NMB werd aangetrokken voor het aanbrengen van didactische vernieuwing. In 1983 werd Geerling al benoemd tot adjunct directeur. Maar het NIBE van de verantwoordingsvolle Jack van Driel was eigenlijk te klein voor Martin Geerling. Deze zette dan ook al snel veel naar zijn hand, té veel zal ook Kymmell hebben gevonden.

Per eind 1984 mocht/moest Van Driel het NIBE vervroegd verlaten. Joop van Kessel volgde op en op 16 januari vond in de Bankierszaal van Herengracht 136 ontvangst plaats. Het was daar waar het verschil in humeur tussen Kymmell en Van Driel cumuleerde.

 

Jan Schipper
22 april 2016