1997 Op kamers?

 

I‘ Het menselijk leven wordt eerst werkelijk waardevol door zinvolle arbeid. Slechts het zich gestadig verdiepen in de oorzakelijke of organische samenhang der onderdelen van het bedrijf, waarin men werkt, verschaft morele voldoening en ware arbeidsvreugde’.
(VerVerrijn Startrijn Stuart in het Ten Geleide van Bank- en Effectenbedrijf nr 1, juni 1952).
II ‘Het is me opgevallen dat de verenigingsgedachte van het NIBE nog sterk leeft. We zijn nog niet echt een bedrijf. Er is overigens niets mis met een vereniging, maar onze aandeelhouders hebben nu eenmaal besloten dat we een bedrijf moeten worden’ en ‘De klant bepaalt uiteindelijk wat kwaliteit is. Dus als de klant pulp vraagt, leveren wij in beginsel pulp. Daarbij moet één ding duidelijk zijn: áls we pulp leveren, dan leveren we ook echt de allerbeste pulp’. . (De nieuwe directeur (a.i), opvolger van drs   Joop van Kessel, ir. Peter Tersteeg in Bank- en Effectenbedrijf, maart 2004).

Ligt deze Grand Canyon in optiek tussen de personen of de tijd? In overwegende mate die laatste, waarschijnlijk. Zoals in veel paragrafen van deze site beschreven, trokken de opvolgers van Verrijn Stuart – Van den Brink en Karsten, en ook nog wel de tandems Jongman-Postumus, Kymmell-Van Driel en de latere Voorzitters-Van Kessel – zijn lijn door tot het einde van de 20e eeuw. Niet dat zij geen oog hadden voor ‘s-mensen eigenbelang, maar dan toch in zijn vorm van Welbegrepen Eigenbelang, dwz met a. een langere tijdshorizon dan onder het neo-liberalisme van de jaren 1990-2010, en b. in het besef dat er toch ook waarde-creatie bestaat, die niet meteen in dollars kan worden afgeroomd.

Hoe soms ook onder druk, op de werkvloer van NIBE waren de uitgangspunten van Verrijn Stuart zo’n 50 jaar leidend; voor de voeten lopend zou Tersteeg in 2004 hebben kunnen zeggen. Maar in navolging van, vooral, de Angelsaksische financiële centra voltrok zich ook in Amsterdam een change of culture die eerder David Owen, de toenmalige directeur van het Engelse Institute of Bankers, had doen verzuchten: it used to be a profession, today it seems to be a job only. Van wijs naar slim, en soms verder: naar sluw en slinks. (Schipper in: Niet alle vernuft is tevens wijsheid, in de laatste B&E, die van juni 2013; op deze site onder ‘Verantwoording’).

De tijdgeest dus. Achteraf gezegd, 2016, meent de voorlaatste voorzitter van NIBE, Van Ommeren, dat hij geen voorstander van overgang van vereniging naar vennootschap zou zijn geweest (zie: Voorzitter 8: Van Ommeren onder Personalia van deze site). Kennelijk dacht zijn opvolger Dolf van den Brink daar anders over. Althans presenteerde directeur Van Kessel in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 24 december 1997 (Bestuursstuk AB97-16) een voorstel om vanuit de Vereniging als aandeelhouder een BV op te tuigen voor de commerciële activiteiten van NIBE. Hier volgt in grote lijnen zijn, plausibele, betoog, her en der van kanttekeningen en aanvullingen voorzien.

Van Kessel bij een bestuursdiner; mevr. Kymmell
Van Kessel spreekt bij een bestuursdiner

Van Kessel geeft eerst een korte, op deze site uitgediepte, terugblik van herkomst en functie van NIBE. Hier is van belang zijn vermelding dat bij de herinrichting van De Nederlandsche Bankiersvereniging in de nieuwe Nederlandse Vereniging van Banken (1980) gepoogd is ‘ook de statuten van het NIBE aan te passen aan de nieuwe verhoudingen door over de volle breedte het rechtstreekse lidmaatschap in te voeren. Deze poging strandde op bezwaren van verlies aan ‘corporate control’ door de belangrijkste stakeholders. Dat gevoelen werd mede gevoed door de geleidelijke openstelling van het cursusaanbod aan cursisten, werkzaam buiten de bedrijfstak. Voor deze categorie werd overigens een hogere niet-ledenprijs geïntroduceerd’

Terzijde 1: dit punt van levering aan lieden van buiten eigen kring speelde ook al in de jaren 40 en 50. Het stuitte toen weinig op bezwaren, een prijsdifferentiatie is voor zover bekend nooit overwogen.
Terzijde 2: de attitude van de grote banken kan ook worden uitgelegd als koestering van NIBE aan eigen borst. Door Verrijn Stuart, Jan van den Brink en Karsten is NIBE in 1968 als een gerenommeerd instituut gestart. De latere top van ABN, AMRO en Rabo, en in mindere mate NMB/ING, heeft voor NIBE altijd een zeker zwak gehad. Bijvoorbeeld konden in 1999, voor de laatste NIBE-Jaardag, als preadviseur nog worden gestrikt de toppers Groenink (ABN-AMRO), Rinnooy Kan (ING) en Van Dinten (Rabo).

Terzijde 3: al in 1980 had de toenmalige gedelegeerd bestuurder Kymmell van het NIBE als vereniging van natuurlijke personen een vereniging van institutionele leden gemaakt: de structuur van leden-oprichters en daaraan, min of meer, gelijkgestelden. Dat leidde tot erg ingewikkelde stemverhoudingen en verdeling van ledenbijdragen. In de praktijk is dat nooit een probleem geweest, totdat aan het eind van de vereniging ‘de boedel’ verdeeld moest worden.

Vervolgens schetst Van Kessel de toenmalige hybride structuur van NIBE. Alle activiteiten bleven tot dan inhoudelijk wel binnen de missie van het bevorderen van kennis en professionaliteit binnen het bank- en effectenbedrijf, maar ze waren, gestileerd, te onderscheiden in ideëel, coöperatief of commercieel; respectievelijk: kennisbevordering, op instigatie van de collectiviteit en uit marktvraag. Voor het gemengde bedrijf onderkende Van Kessel de navolgende bedrijfsvoeringsopdrachten:
. cursuspakketten: overall kostendekkend, na sondering op initiatief van NIBE zelf;
. trainingen: financieel positieve bijdrage vereist;
. (boek)uitgeverij: financieel positieve bijdrage gewenst;
. maandblad: bedrijfstakorgaan, sobere exploitatie;
. bibliotheek: openbare vakbibliotheek, open service;
. regulier onderwijs: in opdracht van de bedrijfstak;
. vereniging; uitvoering bestuursopdrachten, ideëel;
. buitenland: kostendekkend.

Dan signaleert Van Kessel een aantal trends die noopten tot reflectie op de structuur en werkwijze.
. verzakelijking. Het Bestuur van de vereniging opereerde inmiddels al als een Raad van Commissarissen van een vennootschap. Ook de opleidingsafdelingen van de banken opereerden afstandelijker: waar NIBE oorspronkelijk alom als een haast bankinterne opleider werd gezien, was dat veranderd in de rol van preferred supplier.
Terzijde 4: uiteindelijk bleef er een handvol grote banken over: ABN.AMRO, Rabo, ING en Fortis. Voorts bleef de effectenwereld bij NIBE invloedrijk. Nu deed zich in de jaren ’90 de omkering voor, dat de leiding van het NIBE makkelijker toegang had tot de beslissende bazen dan de hoofden opleidingen van de grootafnemers zelve. Dat leidde regelmatig tot een-tweetjes tussen NIBE-staf en bankopleiders. Hoewel de attendance bij Stuur- en Werkgroepen door de concentratie inderdaad erodeerde, was midden jaren ’90 de affiniteit tussen bankvertegenwoordigers en NIBEanen ongezien groot.

. vergruizing van het beroepsprofiel van de bankier. Eerst verwijst Van Kessel naar het lot van het Londense Institute of Bankers. Van Kessel constateert tevreden dat NIBE begin jaren ’70 al was begonnen de uniforme Tweejarige Beroepsopleiding te modulariseren naar thematiek en differentiëren naar niveau. Maar daar staat tegenover dat de vakbekwaamheidseisen en de beroepscertificatie navenant minder vaststaand en vanzelfsprekend werden: ‘Branchevervaging en de strijd om de afzetkanalen doet nieuwe beroepsgroepen ontstaan, die behoefte hebben aan herkenbare profilering in de markt’.
Terzijde 5: in de gouden jaren van de bemiddelaars in financiële diensten – lijfrentes, hypotheken, beleggingen – ontstonden koepelorganisaties om zich met een keurmerk te kunnen  onderscheiden. Dat vergt dan natuurlijk kwaliteitscriteria, met de vraag naar vakdiploma’s. Voor de meeste lag de weg, al dan niet via de NVB, naar het NIBE voor de hand. Een groot deel van het financiële succes van NIBE in de 2e helft van de jaren ’90 was te danken aan het accommoderen van deze standsorganisaties.

. branchevervaging en internationalisering. De fusiegolf van begin jaren ’90, uitmondend in een oligopnistische vraagkant van 3 partijen, had NIBE nog goed doorstaan, maar….
.. Wat nu met de verzekerkant? ‘De ontwikkeling van de bancassurance vraagt om geïntegreerde accountmanagement opleidingen, terwijl ook de opleidingsfunctie om afstemming van bank- en verzekeropleidingen vraagt’.
Terzijde 6: achteraf gezien was die hele bancassurance-gedachte wishfull thinking, beaamt ook Harry Baeten – eertijds als vice-voorzitter van Van Lanschot op de zetel middelgrote banken in het Dagelijks Bestuur van NIBE – in 2016. Drie misvattingen: a. je lost als bank je passiefprobleem niet op met tussenpersonen die op provisie lopen en zelf niet rentegevoelig zijn; b. je kunt je niet permitteren de zeer langlopende vaste Harry Baeten(pensioen)verplichtingen risicovol uit te zetten; c. er gaapt een ongedacht optiekverschil tussen bankiers en verzekeraars: de laatsten redeneren vooral bedrijfseconomisch, terwijl bankiers door hun internationale contracten en hun rol in het toezicht ook met macro en monetaire verantwoordelijkheden van doen hebben.
Terzijde 7: Voorts is er het verschil in cultuur, vergelijkbaar maar dan omgekeerd, als tussen apothekers en drogisten: het assortiment kent overlap, maar de drogist richt zich op de eindgebruiker en de apotheker naar de medische wereld. Ondanks zijn spreekwoordelijke deftigheid is voor de bankier daardoor meer cliëntgerichtheid geboden dan voor de verzekeraar. De bankiers die fantaseerden over bancassurance beoogden wel handige verkopers aan zich te binden, maar kregen een relatie met een polisfabriek.

Curriculum Belgisch
NIeuwsBEricht mei 1990

.. En wat met internationalisering? ‘Het is denkbaar dat tegen de achtergrond van internationalisering en komst van de Euro de huidige nationale afbakeningen tussen de Europese bankinstituten niet langer houdbaar blijft’.
Terzijde 8: Was dat hoop of vrees? Er bestonden al wel wat buitenlandcontacten. Toenmalig adjunct-directeur Geerling had midden jaren ’80 al IFCEB, International Federation of Computerbased Education in Banking, opgericht. Na de val van de Muur in 1989 stormden alle West-Europese interbancaire opleidingsinstituten oostwaarts om met Europees geld wat bij te verdienen. Maar bij NIBE bleek toch al snel dat het een-op-een vertalen van cursusinhoud niet goed uitpakt. Bijvoorbeeld dacht NIBE met het AOB BVBDepartement Opleidingen van de Belgische Vereniging van Banken dat de Nederlandse standaardcursus, de Algemene Opleiding Bankbedrijf, nog slechts een vertaling in het Frans zou moeten krijgen. Veel tijd en geld later was de ervaring dat het ‘vertalen in het Belgisch’ meer had gekost dan die vertaling naar het Frans.

 Met op de horizon het eind van de eeuw zag Van Kessel zijn hele Umwelt in transitie: verbreding, verdieping, verplaatsing, verzakelijking. In zijn bestuursstuk stelt hij, gezien het hybride karakter van NIBE, dan ook een verandering van aansturing voor. ‘De tijd lijkt rijp om te overwegen de opzet van het NIBE definitief om te buigen richting commerciële exploitatie. Het ligt voor de hand de exploitatie om te zetten naar een normale vennootschap’. Van Kessel denkt aan een BV onder de Vereniging. ‘De ideële activiteiten blijven in de vereniging, die voor de uitgaven kan beschikken over opbrengst vermogen en dividend BV’
Terzijde 9: Deze fantasie is lang blijven leven. Nog in februari 1999 verzoekt Joop van Kessel aan Jan Schipper een voorstel te schrijven voor ideële  aanwending van het verenigingsvermogen. Jan gaat uit van Hfl 15 mln en 5% rendement, jaarlijks dus ¾ mln. De gedachten gaan richting stipendia voor studie aan Nederlandse instellingen door jonge bankiers uit derde-wereldlanden waarin de grote NIBE-leden een vestiging hebben: een veelsnijdend zwaard. Dit idee is ingebracht in de bestuursvergadering van…1999, maar werd daar niet begrepen, althans niet overgenomen.

De bestuursleden zijn na Van Kessels toelichting overtuigd. Gegeven de uitzonderlijk lange, zeer smalle vergadertafel buigen ze zich wat voorover, om links en rechts te kunnen zien hoe de anderen er over denken. Er volgen nog wat rituele vragen, maar de afslag wordt genomen.
Terzijde 10: Voorzitter Dolf van den Brink zal, niettegenstaande zijn grote affiniteit met NIBE, blij zijn geweest dat hij één van zijn verplichte nevenfuncties kon afsluiten, directeur Van Kessel dat hij af was van zijn maandelijkse ‘biecht’ bij de voorzitter. Deze directeur van het zo saaie NIBE zal het pad als een interessante intellectuele uitdaging zijn ingeslagen. Voor beiden speelde mogelijk in het achterhoofd ook mee, dat eerder dat jaar de Bedrijfsgeneeskundige Dienst van Rabo uit een welbevindingsonderzoek op de werkvloer van NIBE geconcludeerd had dat daar ongemak heerste vanwege gebrek aan carriéreperspectief en ‘onderbelasting’. Voor Van Kessel zal het voorts een leuke gedachte zijn geweest dat hij zo tegen het einde van zijn loopbaan nog een markeringspaal had kunnen slaan.
Terzijde 11: In de sfeer van de psychologie zal ook hebben meegespeeld dat bij NIBE het geld in die laatste jaren de drempels overklotste. Zó kon dat niet doorgaan. En natuurlijk had Van Kessel eerder al de vraag van zijn voorzitter waarom hij dan de prijzen niet verlaagde geantwoord met ‘zouden jullie dat bij ABN.AMRO doen?

Zoals bankiers betaamt, gingen die enkele rituele vragen alleen over de financiële afhandeling. Had de achterban in de jaren ’80 telkens nog tegen het miljoen moeten bijpassen, en begin jaren ’90 zo’n half miljoen, in 1997 werd alleen nog een formele contributie van in totaal Hfl 186 duizend geïncasseerd. En de algemene reserves liepen richting Hfl 10 mln, allemaal bij de bank of belegd. Op de een of andere wijze was dat de fiscus niet ontgaan. Evenmin dat NIBE vanaf 1993 met een positief bedrijfsresultaat opereerde, en ook nog stijl oplopend, tot boven de Hfl 2 mln in 1997. Dat is niet een vereniging zonder winstoogmerk! Een luxe-probleem waarover de discussie met de fiscus intussen al was gestart en dat vervolgens voor de bankiers als alleraardigst speelkluifje dienst ging doen.

Van Kessel sloot zijn voorstel nog af met ‘Afhankelijk van de mate van voortgang en succes kan in een verdere toekomst tot een volledige scheiding tussen een verzelfstandigd instituut en een ideële vereniging en/of resteren doelvermogen besloten worden’. Maar de tijd sloeg op hol: de inkt was nog niet droog of Hein Blocks, directeur van de Nederlandse Vereniging van Banken, moest alle zeilen bijzetten om zijn rupsjes veelvraat er van te weerhouden alle opgespaarde vermogen van NIBE op te souperen.

De herinnering aan de verenigingsjas troostte nog een tijdje; de staf, hier en daar in Peter Tersteegbestuurskringen (voorzitter Dolf van den Brink denkelijk, gezien zijn interview in B&E;), en misschien Van Kessel zelf ook wel. Hoop? Gewoonte? Weemoed?Tactiek? Pas Tersteeg gooide de jas in de vuilbak.

En de BV NIBE? Dat is er nooit van gekomen. In september 1998 kwam er een persbericht uit met daarin de aankondiging van fusiegesprekken met SVV. Zie de paragraaf 1988 Op vrijersvoeten

 Terzijde 12: Over de teloorgang van de cohesie in de NVB weet Jaap Ruiter, jarenlang 2e voorzitter van de Werkgeversvereniging meer.
Jan Schipper
14 september 2016.