Directeur 3 Jongman

 

directeur 1968-1975

Pater familias Verrijn Stuart was onverdacht wetenschapper. Hij publiceerde over het hele macro en monetaire terrein. Maar hij was er wel een van de praktische soort: toegepaste wetenschap. Dat schrijft hij zelf, dat wordt bevestigd door biografen. Dus niet alleen geld- en krediet-, maar ook bankwezen. En dat valt ook op te maken aan zijn decennia lange inspanningen om het personeel uit de financiële sector van praktische kennis en diepgaande inzichten uit te rusten.

Jongman
Jongman spreekt de geslaagden van de Tweejarige toe

Toch zal hij tevreden zijn geweest dat het bestuur van de Stichting ter bevordering van de kennis van het Bank- en Effectenbedrijf – na een lange zoektocht –  besloot hem in 1967 te volgen in zijn suggestie zijn wetenschappelijke pupil en promovendus Jongman te verzoeken de 1e directeur van Nibe te willen worden. Jongman had immers – net als hijzelf – naast zijn hoogleraarschap werkervaring bij de Amsterdamsche Bank, waar hij directeur economisch bureau was geweest. En de vigerende bestuursvoorzitter van AMRO, Jan van den Brink, had zich voor Jongmans leerstoel ingespannen.

In welke fase, met welk oogmerk en in welke richting Van den Brink zijn bankeconoom wilde geleiden is niet helemaal duidelijk. Diverse bronnen rond het Economisch Bureau van AMRO van rond die tijd bevestigen wel dat Van den Brink met Jongman niet goed uit de voeten kon. Van belang is mogelijk dat Jongman qua gezondheid heel lang een tobber is geweest. Al vanaf 1961 was hij docent voor de schriftelijke en ook mondelinge Bankcursus en vanaf 1963 lid van de redactie van het tijdschrift. In de notulen van het Bestuur van de Stichting in 1967 wordt besproken of  Jongman na zijn langdurige ziekte al dan niet ook het vak Economie zou kunnen verzorgen.

In de paragraaf Onstuimig van Start 1969-1973 (hoofdstuk Chronologica) wordt opgesomd wat in de jaren ‘Jongman’ bij Nibe allemaal op gang is gebracht. Een van de initiatieven was het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek op het bancaire terrein d.m.v. stipendia, het opnemen van artikelen in Bank- en Effectenbedrijf, het uitgeven van boeken en het begeleiden van veelbelovende jonge academici richting dissertatie. Naar inschatting heeft een tiental wetenschappelijk medewerkers bij Nibe op de loonlijst gestaan. 4 Van hen zijn er inderdaad in geslaagd de doctorstitel te halen, maar geen bij Jongman zelf.

Cornelis Dirk Jongman is in december 1915 geboren in Rotterdam. In 1939 haalde hij daar zijn doctorandustitel. 20 Jaar later promoveerde Jongman aan de Amsterdamse Gemeente-Universiteit bij Verrijn Stuart. Proefschrift: De Nederlandse Geldmarkt.

Jongman is van 1962 tot in 1981 onder diverse configuraties verbonden geweest aan de Universiteit Amsterdam:

. buitengewoon lector               1962-1964Jongman Reeks nr 1
. buitengewoon hoogleraar    1964-1966
. gewoon hoogleraar                  1966-1978
. buitengewoon hoogleraar    1978-1981

Zijn leeropdrachten waren altijd macro-monetair en internationale economische betrekkingen. Bedrijfseconomische vraagstukken, financieringsaangelegenheden, beleggingsleer, bedrijfskunde e.d. konden hem blijkbaar niet erg boeien. Toen Jan Pranger – op dat moment (1974) hoofd sectie monetair bij het economisch bureau van AMRO –  hem zijn afstudeerscriptie over bancair asset-liablitymanagement aanbood, zei Jongman hem, dat hij maar zichzelf een cijfer moest toekennen, omdat hij er te weinig kaas van had gegeten. Ger Bloch, een van de eerste medewerkers bij het economisch bureau, bevestigt het beeld van de solistische chef de bureau. En Hans Verkoren, begin jaren ’70  student-assistent bij Nibe, vond hem niet erg inspirerend: door alle rookwolken uit zijn pijp viel het niet mee elkaar snel goed te begrijpen. Weliswaar vermeldt Klant in Jongmans I.M. in Bank- en Effectenberijf van mei 1982 (onderstaand) diens empirische inslag en bestuurlijke capaciteit, pragmatisme was hem denkelijk vreemd.

Jaardag 1972
Jaardag april ’72,  De Doelen. Voorste rij 3e van links Jongman, met pijp. Naast Jongman in licht pak: Batenburg.
Jaardag 1972 met Pranger
Jaardag 1972. Op het balkon van de Doelen o.m.Aart de Jong en Jan Pranger van AMRO Econ. Bureau.

 

In de paragraaf ‘Streepjes grijs en blazer blauw’ in hoofstuk Chronologica wordt de overgangsfase aangestipt tussen de naoorlogse bankier en (de post-maagdenhuis) bankmedewerker van de jaren 70. Jongman behoorde tot het eerste type, wat een beetje lastig werd op de Nibe-jaardag van 1972 over retailbanking. Een geëmotioneerde Jongman voerde een intense discussie met zijn opvolger bij het economisch bureau van AMRO, dr H.G. Advokaat. Jongman stelde dat de handelsbanken de combinatie van hoge spaarrentes en grote betalingsverkeerskosten van de arbeidsintensieve retailklant niet zouden kunnen blijven dragen. Advokaat pareerde luchtig, mede door de influisteringen vanaf het balkon door Jan Pranger. (Advokaat laat zich ook uit over deze tenenkrommende discussie; zie zijn interview elders op deze site)
Terzijde: In 2016 zegt Pranger hierover: Blijkt maar  weer dat de dynamiek der tijd moeilijk is in te schatten. Kort na de invoering van de salarisrekening deden we intern een steekproef over het gebruik ervan. Hoeveel transactie per rekening en welk resteren saldo? Mij staat thans bij dat er zo’n 50 á 60 transacties per jaar plaatsvonden: huur, grote contante opnames na de salarisbijschrijving en nog een paar. De kostprijs liep dan in guldens per transactie. Momenteel praten we – natte vingerwerk – over wel duizend transacties per jaar per rekening, en een kostprijs in centen per stuk.

Natuurlijk moesten de handelsbanken toen de praktijken van de ontwaakte spaarbanken – de Maastrichtse bood 3% rente en kostenloos betaalgemak – wel volgen, maar met de wijsheid achteraf verdiende Jongman jarenlang zijn gelijk.

Bepaald moedig was de beslissing van Jongman om tegen de uitgesproken zin van DNB het boek van Cramer en Reekers ‘Houderschap van liquiditeiten in Nederland’ toch gewoon in de Nibe Publicatiereeks uit te brengen.

Zou de aversie van Van den Brink kunnen worden verklaard uit de wel erg wetenschappelijke inslag van Jongman? Van den Brink was gewend op zijn wenken te worden bediend: ‘dat is wat ik denk, begrijpt u wel; wilt u daar de achterliggende cijfertjes bij zoeken?’. De bankeconoom van dienst wrong zich dan in bochten. Zo niet Jongman. Cramer en ReekersDenkelijk.

Jongman was minder van de praktische soort dan zijn voorbeeld Verrijn Stuart. De oprichting van Nibe in 1968 had als oogmerk de bankiersopleiding op te krikken door die in te brengen in een omgeving van hoger niveau. Maar de 1e directeur bleef zich concentreren op het macro-monetaire speelveld, de Bankcursus bleef in handen van Posthumus. De eerste medewerkers van Jongman – Hoffman, Verkoren – hadden weinig affiniteit met het werk van Posthumus en trokken hun eigen plan. Toen in 1974 een opvolger werd gezocht voor Posthumus werd in de advertentie door Jongman zelfs expliciet vermeld dat bankervaring niet vereist was. De zaailing van Verrijn Stuart van intensieve kruisbestuiving was verdord.

Jan Schipper
18 oktober 2016